Vlamingen vertellen de strafste verhalen uit hun legerdienst: “Plots werd ik voor mijn ‘grapje’ bij de commandant geroepen” | Het Nieuwsblad

2022-09-04 01:11:16 By : Ms. Daisy Zhang

Maandag las je in Het Nieuwsblad dat defensie overweegt de verplichte kazernering tijdens de ­militaire opleiding af te schaffen. Een tegemoetkoming aan de ­noden van de moderne soldaat, klonk het. Wij lanceerden een oproep naar de strafste verhalen uit de legertijd van onze lezers. Een bloemlezing.

LEES OOK. Geen kazerneleven meer: rekruten mogen thuis gaan slapen in de hoop dat er dan minder afhaken

Op de kamer stond een ronde kolenkachel met zo’n lange buis. De kamerverantwoordelijke had nog heel laat op de avond kolen bijgevuld zodat het bij het ‘doven van vuren en lichten’ om 22u nog snikheet was op de kamer. Niemand - we zaten met 12 op een kleine kamer - kon de slaap vatten. Eén van ons kwam toen op het ‘lumineuze’ idee om een helm water in de kachel te kieperen. “Doe dat niet!”, riepen wij met z’n allen. Maar eigenwijs kieperde hij een volle helm water op de hete kolen. Weet je hoe een cokesfabriek werkt? Wel, dat hebben wij dan meteen ervaren. Een ware explosie van hete stoom, met stof, as en kolenresten spoot de ruimte in. De dag nadien werd de ravage meteen duidelijk. Alles in de kamer was bedekt met een vingerdikke laag as en stof. De sergeant van dienst was not amused en we konden meteen aan een grote lenteschoonmaak beginnen.

Xanten, West-Duitsland, april 1981. Ik was als sergeant reserve-onderofficier verantwoordelijk voor de bewaking van Nike-luchtdoelraketten met kernlading. Regelmatig moest ik met een flight - 2 korporaals en 10 soldaten - die raketten gedurende 24 uur gaan bewaken. Resultaat: verveling in het kwadraat. In april was daar opeens het zomeruur: van 2 uur werd het 3 uur. Om 2 uur ging ik met 1 korporaal en 1 soldaat een inspectieronde maken rond de 5 wachttorens. Bij de terugkeer schreef ik in het logboek, waarin alles moest genoteerd worden wat er die 24 uur gebeurde: “Om 2 uur diefstal vastgesteld, uur gestolen. Patrouille uitgestuurd, uur noch dader(s) gevonden.” Enkele weken later werd ik plots op het matje geroepen bij de commandant van de basis: “Sergeant, nu kan ik zelf ook wel best een grapje smaken, maar we mogen niet gaan overdrijven, begrepen? Wanneer de hogere instanties bij een inspectie dit logboek opvragen en jouw grapje lezen, is de kans bijzonder groot dat ik en niet jij een dikke sigaar gaat smoren, want dan ben jij al lang afgezwaaid, snap je? ” Voor één keer zag hij het door de vingers.

Ik werd overgeplaatst naar het militair hospitaal van Berchem, Antwerpen. Mijn job: in de voormiddag bloedanalyses uitvoeren en in de namiddag administratief werk. ’s Nachts zetten we af en toe eens de bloemetjes buiten. Dat gebeurde zonder toelating, dus waren we verplicht om over de ijzeren poort te klimmen. Op een zekere nacht hadden we goed gedronken en kwamen we rond 2 uur stilletjes terug. Mijn makkers kropen over de poort en ik - graatmager - beweerde in een overmoedige bui beweerde onder de poort binnen te kunnen, langs de opening van circa 20 centimeter. Niet dus. Halverwege mijn poging kwam ik klem te zitten. Ik kon vooruit noch achteruit. Midden in de nacht moest ik beginnen roepen op de mannen in het wachtlokaal. Na een tijdje kwamen ze buiten, zagen ze me liggen en hebben ze me onder de poort getrokken. Het gevolg: drie weken politiekamer.

(lees verder onder de foto)

Het was tijdens de lente van 1971 in Altenrath bij Siegen, Duitsland. Het was weekend en we wisten dat er bleukes van België zouden aankomen. Mijn vriend Leo en ikzelf stoofden een plan voor hun ontvangst Als chauffeur had ik toegang tot het kantoor van de kolonel. Ik plaatste de opperofficier insignes op mijn vest en nam ook zijn kepie mee. Voor Leo voorzag ik een kapiteinsuitrusting. ‘Officier’ Leo loodste de ongeveer 100 nieuwkomers tussen de barakken voor inspectie door de Kolonel. Ik nam het bevel over en drilde hen ongeveer 10 minuten na een ver doorgedreven, strenge inspectie. Op hun bevende lichamen zag ik bijna huilende gezichten. Toen de rekruten in ‘geef acht’-houding stonden, kwam plotseling een andere vriend hijgend aangelopen dat de officier van wacht toegekomen was. Leo en ik stoven weg; de officier van wacht vond het peloton muisstil en in ‘geef acht’-houding. In het begin durfde niemand op zijn bevelen te reageren, zo bang waren ze. Het heeft een tijdje geduurd voordat de kolonel te weten kwam hoe de vork in de steel zat en de miliciens onder zijn controle kreeg.

Maandelijks was er een opendeurnamiddag gepland: een avond voor de ouders van de recruten. Behalve tijdens mijn weekenddiensten mocht ik iedere avond thuis gaan slapen, behalve de avond van de open deur. Mijn taak bestond er letterlijk in om de commandant - die die nacht ook in de kazerne bleef slapen - veilig naar zijn kamer te brengen. De beroepsmilitairen dronken eerst iets op de opendeurdag, dan in de kantine van onderofficieren, als die sloot gingen ze naar de mess van de officieren, om uiteindelijk in één van de cafeetjes in de buurt van de kazerne te eindigen. Dat was zo al een aantal maanden gebeurd maar op een keer was de commandant zo dronken dat ik hem echt moest ondersteunen. Op bepaald ogenblik stopte hij, mompelde iets, duwde iets in mijn handen en begon op straat over te geven. Geen aangenaam zicht dus ik doe paar stappen naar achter, kom in het licht van een lantaarnpaal te staan en kijk wat hij mij gegeven heeft : zijn vals gebit! Nadat hij ‘uitgekotst’ was, stak hij zijn hand uit, ik gaf het hem terug, hij stak het terug in zijn mond en we zetten onze weg verder, dit alles zonder één woord te zeggen. Nooit is hij hier nog op terug gekomen.

We werden eens gedropt in een enorm bos, in het midden van de nacht. Om de paar kilometer werd er halt gehouden om de manschappen te tellen. Je kan je voorstellen dat in een gitzwart bos wel eens iemand kon achterblijven of verloren lopen. Dus was er een wachtwoord afgesproken om elkaar te die nacht te identificeren. “Papa” moest beantwoord worden door “Tango”, en dan wist je dat het eigen troepen waren. Dat het wachtwoord een beetje ongelukkig gekozen was, bleek toen we halt hielden en wachtten op een verloren gelopene. Na een tijdje wachten hoorden we heel in de verte,vanuit het donker,een stemmetje. “Papa? … Papaa? ... Paaaapaaaa?” We hebben hem nog een twintigtal minuten zo laten rondlopen en hadden vooral de grootste moeite om het niet uit te bulderen van het lachen.

Na een avondje stappen met de groep kwamen we licht aangeschoten om middernacht terug bij de kazerne. In plaats van in ons bed te kruipen, begonnen we met de ganse groep een dril te doen op de binnenkoer. Voorwaarts mars, per rotten links, per rotten rechts, compagnie halt, compagnie links … Echt alles kwam aan de beurt en plezier dat we hadden. Er werd door de instructeurs ook niet ingegrepen en men liet ons ongehinderd verder doen. Meer zelfs, ze stonden erbij te lachen en hadden evenveel plezier als wij. De volgende ochtend moesten we vroeg uit bed en zonder eten de koer op voor een driloefening van 4 uur. Op de binnenkoer, in de brandende zon. Toen was het aan de instructeurs om leute te hebben. Wat hebben wij afgezien die voormiddag. Die nachtelijke driloefening op de koer is ons toen zuur opgebroken.

Wil jij toegang tot alle artikels van Het Nieuwsblad? Duik in onze plusartikels en lees er elke maand 3 naar keuze gratis.